uit ADO 103

"Doode Bemde" dra drassiger

Wandelaars die af en toe een tochtje doen langs de Dijle tussen Weert, Oud Heverlee en Neerijse, kennen die rariteit wel vlak bij de monding van de Ijse in de Dijle. Wie er goed toekijkt, merkt er hoe onder de Ijse een tunnel loopt, een sifon, waarlangs de Leibeek haar weg verder volgt tot in Korbeek-Dijle. De ondertunneling van een riviertje voor een beek, ikzelf zag het voordien nooit elders.

Daar zit dan ook een hele geschiedenis aan vast. Het verhaal begint in 1735 toen baron Charles-Joseph d’Overschie het kasteel in Neerijse kocht. Vier jaar later schonk hij zijn goederen aan zijn toen vijftienjarige zoon Jean-Albert, zo ging dat in die kringen. Jean-Albert kocht nog wat grond bij, en wou in zijn kasteelpark een domein aanleggen met grasperkjes en vijvertjes zoals in Versailles. Hij nam daarvoor een landmeter-hovenier in dienst, Dominicus Mussche. Die moest alvast een grote moeilijkheid verhelpen: het land waarop die Versailles-tuin moest komen was erg waterige grond die regelmatig overstroomde. Daarop was het eigenlijk niet mogelijk om een tuin aan te leggen.

In het boek “De Doode Bemde” van Piet De Becker en Paul De Smedt doet Erik Martens de rest van het verhaal als volgt: “Dominicus Mussche vond een oplossing. Hij had ontdekt dat de Dijle stroomafwaarts van de monding van de Ijse een groter verval had dan stroomopwaarts. Indien de Leigracht werd uitgediept en voorbij de Ijse zou uitmonden, zou het overtollig water sneller worden afgevoerd. Met behulp van de eigenaars van de broekbeemden (die 40 gulden per bunder bijdroegen) werd het plan uitgevoerd in 1764. Sindsdien loopt de verlengde Leigracht onder de Ijse en vloeit bij Korbeek-Dijle in de Dijle."

Van de Versaille-achtige kasteeltuin rest niet veel meer: een van de nazaten van Jean-Albert, baron Auguste d’Overschie had het in 1850 meer gezien in Engelse tuinen, en wou het park een meer natuurlijk uitzicht geven. Maar de sifon onder de Ijse, die ligt er nog steeds. Maar niet lang meer: eind van dit jaar zou de sifon worden doorbroken en keren we terug naar de drassige tijden van voor 1764.

Die ingreep moet er, samen met andere beheersmaatregelen, voor zorgen dat de waterhuishouding op de Dijle op een andere manier wordt aangepakt. Daarmee breekt men met de klassieke methode van rivierbeheer: bouw van hoge dijken, regelmatige ruimingen van slib en rechttrekken van waterlopen. Zo een beheer brengt immers mee dat de mogelijkheden voor natuurlijke overstromingen enorm worden beperkt. Stroomafwaarts, zoals in de Sluisstraat in Leuven, weten ze daar alles van: het overstroomt er af en toe. Vandaar dat er een tiental jaar geleden al vragen en plannen waren om een hypermodern computergestuurd wachtbekken aan te leggen op de Dijle, zo ongeveer midden in de Doode Bemde. Samen met de toen zeer belabberde kwaliteit van het Dijlewater was dat een regelrechte bedreiging voor het natuurreservaat. Rond die plannen is er toen nogal wat te doen geweest, met een heus actiecomité, briefwisseling, handtekeningacties en allerlei politieke tussenkomsten.

De plannen voor een grootschalig computergestuurd wachtbekken verdwenen inmiddels in een diepe lade, de kwaliteit van het Dijlewater verbeterde aanzienlijk, en de overheid kiest nu samen met de natuurverenigingen voor een ecologisch verantwoord beheer van waterlopen en valleigronden. Het behoud van natuurlijke overstromingsgebieden levert zowel belangrijke natuurgebieden op als meer veiligheid voor de stroomafwaarts gelegen dorpen en steden.
In de Dijlevallei is een voorbeeldproject gestart om de natuurlijke overstromingsfunctie van de hele vallei tussen de taalgrens en Leuven te herstellen. Al zeven jaar lang wordt er geen slib meer geruimd in de Dijle, en laat men de Dijle zijn gang gaan: die mag verder vrij stromen, meanders trekken in het landschap en zijn oevers daarbij langzaam maar zeker verplaatsen, soms zelfs tot een meter per jaar. Daarbij ontstaan steeds opnieuw loodrechte oeverwanden, het soort wanden waar ijsvogels graag in broeden.

wpe6A.gif (5887 bytes)ijsvogel

Tegen eind van dit jaar zou het Vlaams Gewest de Leigracht weer aan de Dijle koppelen door de sifon onder de Ijse te doorbreken. Het waterpeil in de Leigracht zal daardoor veel hoger komen, het grondwaterpeil gaat stijgen, en er zullen vaker overstromingen komen. Grote delen van de Doode Bemde zullen daardoor weer natter worden. Die vernatting zal een gunstige invloed hebben op alle planten en dieren die voor hun voortbestaan afhankelijk zijn van waterrijke gronden. Vogelsoorten zoals de kleurrijke ijsvogel, de waterral, de porseleinhoen en de blauwborst zouden daardoor weer in aantal kunnen toenemen. Misschien komt de roerdomp weer broeden in de Doode Bemde. Andere ingrepen in Egenhoven en in Korbeek-Dijle zullen ook daar zorgen voor geregelde overstromingen, en zo wateroverlast in het Leuvense op een natuurlijke wijze helpen voorkomen.

Ook aan de wandelaars wordt gedacht: aan de weide rechtover de Reigerstraat in Sint -Joris- Weert wordt een knuppelpad aangelegd waardoor wandelaars over een wandelpad van stokken hun weg zullen kunnen vinden door de natte gronden.

Binnenkort komt er op het gemeentehuis een tentoonstelling van de vzw Regionaal Landschap Dijleland die dit hele project mee begeleidt. Op die tentoonstelling kom je vast meer te weten over dit project en ook over de andere projecten rond holle wegen, groene gevels, paddenoverzetten, poelen en waterkanten die deze vzw op haar actief heeft. Bij die vzw kan je ook terecht voor meer uitleg en info over al die projecten:
Regionaal Landschap Dijleland vzw Naamsesteenweg 573
3001 Heverlee (016/40 85 58).