spacer.gif (820 bytes)
4blauw.gif (837 bytes)

   uit ADO 114

spacer.gif (820 bytes)

een klein dorp in de grote oorlog deel II

spacer.gif (820 bytes)
4blauw.gif (837 bytes)          

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

 

spacer.gif (820 bytes) Vorige keer publiceerden we een artikel over de aanslag op een militair transport in 1943. Het verhaal vond nogal wat weerklank in de pers en leverde ons een aantal interessante reacties op. Daar komen we later nog op terug. 


We willen in dit artikel blijven stilstaan bij enkele andere acties van het gewapend verzet die in Oud- Heverlee plaatsvonden. Misschien vroeg u zich ook wel eens af wie die René Steeno was voor wie een gedenkplaatsje staat aan de kerk te Sint-Joris-Weert. Of die Edgar Van Vlasselaer waarvoor een naamplaatje hangt tegen de kerkhofmuur van 
Oud-Heverlee.

Het verslag van de Leuvense Partizanen meldt immers nog meerdere acties in Oud-Heverlee en nabije omgeving. Een maand na de bekende aanslag bij het Zoet Water op 30 augustus 1943 werden twee telefoonpalen afgezaagd te Pécrot en Sint-Joris-Weert en op de spoorlijn gelegd. In september 1943, en ook nog eens in juli 1944, werden te Sint-Joris-Weert de rantsoeneringszegels buitgemaakt. Op 1 oktober 1943 werden twee partizanen, (Edgar) August Van Vlasselaer en Frans Debecker betrapt bij het wegnemen van een zak springstoffen in het Duitse munitiedepot van het Meerdaalbos. 

Van Brussel doet het verhaal in zijn boek als volgt: “Ze hadden de ’lelijke’ gewoonte om de paar dagen een grote zak met springstof en andere bruikbare materialen te vullen en die ergens in het bos over de omheiningmuur te gooien. Terwijl de ene wacht hield, greep de andere onder de middagpauze, als alles rustig was, zijn fiets, reed buiten de omheining en haalde de zak op. Ondanks de enorme bewaking duurde dat spelletje reeds een paar maanden en fataal moest daar een eind aan komen. Op een goede dag kwam hun zak vlak voor de voeten van een Duitse wachtpost terecht. Diegene die de zak moest ophalen bemerkte bijtijds het gevaar, werd achternagezeten door de schildwacht die herhaaldelijk op hem vuurde, wat een licht schampschot aan de keel voor gevolg had. De man die de zak over de muur gegooid had, zag wat er gebeurde, ging zijn fiets halen, verliet het depot, recupereerde de zak en ... werd op zijn beurt vruchteloos door de teruggekeerde Duitser onder vuur genomen.” Van Vlasselaer, Edgard was zijn illegale naam, een bataljonscommandant in het Leuvense partizanenkorps, werd later op 15 mei 1944 neergeschoten te Oud- Heverlee.
Van Brussel vertelt over die tragische omstandigheden in zijn boek als volgt. Ene Modeste die illegaal verbleef in het Groot Begijnhof van Leuven werd er door de Gestapo omsingeld. “Schietend kan hij een uitweg vrijmaken, maar hij wordt door het mitrailleurvuur in de schouder getroffen. Taai als een buffel geraakt hij nog weg en sukkelt uitgeput door het bloedverlies tot aan de bosrand in Oud-Heverlee, waar hij zonder het te weten in de villa van een verrader terechtkomt en in bezwijming valt. Als hij wat later bijkomt hoort hij in het Duits telefoneren en als hij het portret van Staf De Clercq, de Führer van het VNV aan de wand ziet, neemt hij ongemerkt de benen. De postbode van het dorp die Modeste goed kent, heeft hem echter toevallig de villa zien binnenzwijmelen. Hij rijdt vliegensvlug naar een naburige gemeente, waar bataljonscommandant Edgar, Leonke en nog enkele andere PA juist klaar staan om een of andere actie te ondernemen. In allerijl gaat het nu naar de villa in Oud-Heverlee. Zij rijden in groep over de private landweg die naar de woning leidt en als zij er nog een twintigtal meter van verwijderd zijn springt een Gestapo met de mitraillette onder de arm achter een hoek vandaan en roept “halt”. Als de weerlicht trekken alle partizanen hun revolver en vuren op de Gestapo die zich plat op de buik werpt en een salvo lost dat ietwat te hoog aankomt, maar toch laag genoeg om de grootste van de partizanen, bataljonscommandant Edgar, letterlijk de schedelpan af te schieten. (...) Edgar - Gust van Vlasselaer, gewezen lid van de KAJ- uit Vaalbeek op slechts een paar km daar vandaan, werd onder zijn illegale naam begraven. Zijn familieleden waren van het gebeurde op de hoogte, maar niemand durfde zijn graf bezoeken uit vrees voor represailles. Modeste genas vrij spoedig en zal later op zijn beurt tot bataljonscommandant benoemd worden .”

Het graf van Edgar Van Vlasselaer was vroeger op het kerkhof van 
Oud-Heverlee. Een oud verzetsstrijder merkte jaren terug de vervallen staat van de zerk en wou zelf uit eigen zak en uit erkentelijkheid een reparatie van de grafzerk financieren. Hij nam contact met de grafdelver, maar moest toen later, na de winter, maar eens terug komen. Toen hij later terug kwam bleek het graf al te zijn verdwenen. Enkel het naamplaatje werd bewaard en opgehangen aan de kerkhofmuur bij de gedenksteen voor de oudstrijders.

Leonke in bovenstaand verhaal was allicht Leon Debecker uit Haasrode, een gewezen partizanen-commandant in Gent werd later aangehouden door de Duitsers. Neergeschoten bij zijn aanhouding door gestapo’s, werd hij weggevoerd, herstelde, en kon later ontsnappen in Leopoldsburg.

Een andere partizaan, René Steeno uit Sint-Joris-Weert werd dood-geschoten in Sint-Agatha-Rode op 27 april 1944 toen hij samen met een andere partizaan “toevallig een paar Gestapo’s ontmoet die gevankelijk een jonge man meevoeren. In het gevecht dat daarop volgt sneuvelt René Steeno terwijl een der Gestapo’s gedood en de andere zwaar gewond wordt. De andere partizaan en de jonge man kunnen ontsnappen.” Een gedenkplaatje voor René Steeno hangt aan de kerk in Sint-Joris-Weert.
spacer.gif (820 bytes)