spacer.gif (820 bytes)
4blauw.gif (837 bytes)

   dichter in 't dorp

spacer.gif (820 bytes)

Jo Govaerts

spacer.gif (820 bytes)
4blauw.gif (837 bytes) spacer.gif (820 bytes)   Jo Govaerts (23 juni 1972) studeerde Oost-Europakunde aan de KUL en sociale antropologie voor ontwikkelingshulp aan het SOAS in Londen. Ze is afkomstig van Oud-Heverlee en woont nu sinds een paar jaar in Schaarbeek - lachend vertelde ze dat ze in het verleden aan heel wat “plooisessies” van ado had meegewerkt. 

Voor Jo is poëzie schrijven een omgangsvorm met de werkelijkheid, een uitdrukkingsvorm waartoe ze gedreven wordt dank zij de fysische mogelijkheid om met de pen om te gaan. Denken en beelden worden gekanaliseerd in woorden, die in gedachten tot een gedicht worden gekneed voordat het aan het papier wordt toevertrouwd. Een permanente confrontatie met de Nederlandse literatuur is noodzakelijk om een eigen taalrijkdom op te bouwen - en dit was soms een probleem gedurende haar verblijf in Warschau, Krakow en Kazan (hoofdstad van Tatarstan). Daar voelde ze soms de onmacht om in een andere taal de juiste woorden te vinden om gevoelens en indrukken te verduidelijken - maar ook daar werd het soms gemakkelijker om beelden en emoties scherper te omlijnen. De thema’s die het meest aan bod komen : alle vormen van communicatie - reizen - de tijd - het verstrijken van de tijd - de veranderingen in de tijd - de omgeving - en de natuur, soms rust - onbeweeglijkheid zoals een boom - soms griezelig en leeg. 

Jo : Ik denk dat mijn poëzie toegankelijk is, maar toegankelijkheid veronderstelt eenzelfde kennis en achtergrond. - ook geslacht speelt hierbij een belangrijke rol - de meeste dichters zijn mannen en hebben een enorm verleden aan liefdespoëzie. Vrouwen staan hier nog in een beginfase. 

Een te kort verslag van een gesprek met een boeiende vrouw - maar op haar vraag maken we vooral plaats voor poëzie. 

spacer.gif (820 bytes)
4blauw.gif (837 bytes) Deze zomer heette de rivier 
Voltava,
zij was als een zilveren lint
rond onze liefde,
en zij was als een zilveren grens
tussen twee delen van de stad, het ene
waar wij sliepen, en het andere 
met het plantsoen waarin wij aten en 
ook weer sliepen maar dan in de zon

en erover een brug vanwaar wij 
keken, het water achterna naar waar het 
Elbe ging heten. En daarom dat ik 

zo hou van rivieren, zij zijn steeds
hier en alweer verder
tegelijk, zij hebben twee namen, stromen
door zoveel vrolijke en ook 
droevige verhalen want zijn
van zilver een lint en een grens, zij
doen mijn lief het mooiste
gedicht opzeggen geschreven 
voor een ander, en mij weer
denken aan een langs een andere rivier
weggedreven matroos, maar deze zomer

heette de rivier Voltava,
zij was als een zilveren lint
rond onze liefde
en een zilveren grens tussen twee oevers
en wij sliepen op beide


Uit ”Waar je naar zit te kijken”  spacer.gif (820 bytes)

Waar ik naar verlang vandaag 
een frisse zomerjurk te dragen 
met blote schouders, een uitgesneden
hals en rug en vooral goed
los om de heupen

waarmee ik dan de tuin in loop
de zon schijnt warm, maar de wind
houdt het draaglijk en brengt
de jurk in beweging en dan

ben jij er natuurlijk ook die
de jurk al even mooi vindt en samen 
trekken we hem uit en hangen hem
aan een tak

en liggen te kijken in het gras naar
zo’n frisse zomerjurk in een boom, daar
verlang ik het meest naar vandaag.


Uit “Waar je naar zit te kijken”

spacer.gif (820 bytes)
4blauw.gif (837 bytes) Een schuit vervoerde een berg over een rivier,
sindsdien verruilde ik mijn geloof in vaste grond
voor de pracht van water naar zee,
van zand naar zand.


Uit “Apenjaren”
Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
elk land, elk huis, laat staan dit lijf is mij te eng.
Aan niets, aan niemand kan ik ooit volledig toebehoren
dan aan die onbetrouwbare innerlijke stem.

Alleen in mijn gedichten kan ik wonen,
mijn eigen bouwwerken van het meest flexibel
materiaal,
vol gaten, voor wie geen grenzen kan stellen aan zijn
dromen,
vol nestelplaatsen in het eigenwijs gekronkel van een
taal.

Soms vrees ik dat voor mij de tijd al is gekomen
waarin mij elke kracht ontbreekt 
om van de barre steden waar ik ben nog weg te dromen,
maar dan is daar toch weer die stem die in mij spreekt
en mij terug tot mijzelf doet komen,
d.w.z. die mij openbreekt.

Uit “Apenjaren”
spacer.gif (820 bytes)