![]() |
|||
Iedereen die de laatste jaren niet op Mars heeft doorgebracht moet wel al eens gehoord hebben, van “Het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen”: denk maar aan de problematiek van de zonevreemde woningen. Minder bekend is dat dit structuurplan de basis is van andere plannen die in de maak zijn: “ het provinciaal structuurplan” en het “gemeentelijk structuurplan” staan inderdaad in de startblokken. Dit artikel gaat uitsluitend over het provinciaal structuurplan. Over het wanneer, hoe en waarom van dit plan. Wat staat er wel, of niet, in over mijn achtertuintje? | |||
![]() |
|||
|
|
![]() |
Het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant |
![]() |
|||
![]() |
Een
provinciaal structuurplan?
In Vlaanderen wordt de ruimtelijke ordening nu op drie beleidsniveaus geregeld. Het Vlaams Gewest, de provincies en de gemeenten. Elk bestuur legt zijn ruimtelijk beleid vast in ruimtelijke structuurplannen, uitvoeringsplannen en verordeningen. Het principe is dus eenvoudig: de Vlaamse regering, het hoogste beleidsniveau, stelde het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen op, dat voor het hele Vlaamse grondgebied de regels inzake ruimtelijke ordening vastlegde. Nu is het de beurt aan de provincies. De provincies maken nu fijnmaziger plannen die natuurlijk de Vlaamse regels moeten volgen, maar waarin ze voor hun grondgebied eigen accenten kunnen leggen. Deze structuurplannen bevatten alle elementen van provinciaal belang. Dat zijn dan die elementen die het gemeentelijk niveau overstijgen of gemeenschappelijk zijn voor meerdere gemeenten. De laatste stap zal dan de uitwerking zijn van gemeentelijke structuurplannen, die dus op hun beurt moeten aansluiten op de provinciale structuurplannen. Het provinciaal structuurplan is dus niet zonder belang voor het toekomstig gemeentelijk structuurplan dat op termijn de ruimtelijke ordening in detail zal bepalen. |
||
![]() |
|||
![]() |
![]() |
Hoe ver staat het nu met dit provinciaal
structuurplan?
In januari 1995 legden de plannenmakers een eerste “startnota” voor. Deze nota werd inmiddels via allerlei tussenstappen al opgewaardeerd tot “De derde discussienota ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant”. Na een uitgebreide overlegronde zal deze derde discussienota verwerkt worden tot een “voorontwerp van ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant”. Dit voorontwerp zal opnieuw grondig besproken worden en zo nodig aangevuld, gecorrigeerd of bijgestuurd(eind 2002). De provincieraad zal vervolgens het ontwerp van ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant voorlopig vaststellen en gedurende 90 dagen aan een openbaar onderzoek onderwerpen(voorjaar 2003). Iedereen kan dan bezwaren en/of opmerkingen formuleren. Vervolgens beslist de provincieraad over het al dan niet definitief goedkeuren van het provinciaal ruimtelijk structuurplan. Indien de provincieraad het ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant goedkeurt, dan dient de Vlaamse Regering haar instemming te verlenen met de voorgestelde opties, waarbij ze nagaat in hoeverre deze opties met de bepalingen van het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen overeenkomen. Vijftien dagen na publicatie van het besluit van de Vlaamse Regering in het Belgisch Staatsblad treedt het plan in werking. ‘t Is dus nog niet voor morgen, dat provinciale structuurplan. Wat staat erin en wat staat er niet in? Zoals gezegd bevat dit structuurplan alle elementen die het niveau van de gemeente overstijgen. De behoefteverdeling van bedrijventerreinen en bijkomende woningen is bv. zo’n element. Of het statuut van een verbindingsweg: is deze of gene weg van bovengemeentelijk belang? Wat het zeker niet bevat zijn gedetailleerde plannen die voor elk perceel de bestemming vastleggen. De discussienota In een notendop de samenvatting van dit lange rapport. De derde, voorlopig laatste discussienota is nog niet helemaal klaar. Wij baseren ons nog gedeeltelijk op de tweede discussienota. We leggen uiteraard de nadruk op onze regio. Leuven behoort samen met Gent, Brussel, Antwerpen en de luchthaven van Zaventem tot de Vlaamse Ruit en geniet op economisch vlak topprioriteit. Het krijgt volgens het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen het statuut van regionaal stedelijk gebied. Dit betekent dat Leuven een belangrijke rol krijgt in het opnemen van nieuwe activiteiten. Zo zullen ondermeer oude industriële sites opnieuw uitgerust moeten worden en ruimte bieden voor nieuwe activiteiten (bedrijven, woningen, recratie-infrastructuur of zelfs natuur). De aanwezigheid van studenten en van gediplomeerde nablijvers vergroot de druk op de woningmarkt. De ruimte in Leuven is echter beperkt en zal misschien niet alle woonwensen kunnen opnemen. Aarschot, Diest, Tienen en Halle krijgen als kleinstedelijke gebieden iets minder ruimtelijke activiteiten toegespeeld, maar zouden eventueel een deel van de woonwensen van Leuven kunnen opnemen. Tienen kan de troef uitspelen van de E40 en de spoorweg. Een aantal bedrijven en woongelegenheid kunnen verhuizen van Leuven naar Tienen. In enkele gemeenten krijg de kern het statuut van “hoofddorp met provinciale taakstelling”. In onze regio is dat alleen Hoegaarden. Daarna volgen een rits kernen die het statuut van “hoofddorp” meekrijgen. Daar hoort ook Haasrode bij. ( naast o.a. Herent, Bertem, Huldenberg, Boutersem…) Tenslotte zijn er dan nog de woondorpen. Dat zijn de kernen of gehuchten op het platteland met als voornaamste functie huisvesting: Blanden, Sint-Joris-Weert, enz.. Kortom, in de valleien ten zuiden van Leuven wordt slechts één hoofddorp provinciaal gepromoot. Dat is Overijse. Voor het overige krijgt de zone tussen Brussel en Leuven een park- en natuurkarakter. Brussel, Mechelen en Leuven krijgen de hoofdrol toebedeeld en het gebied er tussen moet zoveel mogelijk zijn huidige kwaliteit bewaren, met name open en groen. Verder wordt Vlaams-Brabant onderverdeeld in 11 deelgebieden. Onze gemeente wordt nogal artificieel ingedeeld in het gebied “Leuven-Dijle” , twee toch totaal verschillende gebieden. Niet helemaal zonder belang zoals u zal merken. Er is ruimte voorzien voor nieuwe ambachtelijke zones. 1350 hectare zou er volgens het ruimtelijk structuurplan Vlaanderen in Vlaams-Brabant nog mogen bijkomen. Weliswaar in verschillende fasen en naargelang de nood zich voordoet. De bestaande bedrijventerreinen worden slecht benut, stelt de discussienota. Hier dient eerst werk van gemaakt te worden vooraleer nieuwe open ruimte wordt aangesneden voor bijkomende bedrijvigheid. Van die 1350 hectare zou er hoogstens 324 ha in “buitengebied “ mogen bijkomen. In het deelgebied “Leuven-Dijleland” of “Leuven / Oud-Heverlee” zo je wil, kan men groeien van 92 ha naar 125 ha bedrijfsterrein. De beste inplantingplaats wordt gekozen aan de hand van een soort prioriteitenlijst: bereikbaarheid via de weg en het spoor, aansluiting aan bestaande bedrijventerreinen enz. Aan de hand van die lijst scoort in ons deelgebied de zone rond de vaart Leuven-Mechelen het hoogst. Maar met wat “goede wil” kan de strook landbouwgrond langs de E40 in Haasrode ook bij de kanshebbers gerekend worden. |
|
![]() |
|||
![]() |
![]() |
De verbindingswegen tussen al deze woonkernen
worden ingedeeld in verschillende categorieën. De E40 heeft het statuut
van hoofdweg (autosnelweg, vooral verbindende functie). De Expresweg N25
van de afrit Haasrode van de E40 naar Korbeek-Lo wordt een primaire weg
(een stedelijke autosnelweg met een verzamelende en verbindende
functie); het stukje Expressweg naar Blanden en door Meerdaalwoud naar
Hamme-Mille zit één categorie lager als secundaire weg type I
(bovenlokaal niveau, verbindende functie). Belangrijk is dat op dit type
weg filters kunnen geplaatst worden. Een filter is een maatregel die de
reistijd over het traject verhoogt en/of selectief verkeer toelaat.
Concreet kan men hier dus maatregelen invoeren zoals
verkeerslichtenbeïnvloeding, een doortochtconcept, een beperking inzake
tonnenmaat, om te vermijden dat regionaal verkeer gebruik maakt van deze
weg in plaats van de hoofdweg. De rest van de wegen in ons dorp zijn van
het laagste niveau: lokale wegen. Alleen de Naamse steenweg is iets
hoger gecatalogeerd als lokale weg van provinciaal belang.
Uiteraard staat er nog veel en veel meer in deze discussienota, ondermeer een uitgebreid hoofdstuk openbaar vervoer, waar voor een Leuvens voorstadsnetwerk gepleit wordt. Op sommige thema’s gaan we hier niet verder in, sommige zijn erg vaag of technisch ingewikkeld, zoals de verdeling van woonuitbreiding. Heel wat aandacht gaat uit naar het behoud van ons nog relatief gave landschap: “Een kwaliteitsvolle open ruimte met een recreatief karakter”. Zowel de bosgebieden als de brede dalbodem van de Dijle en enkele zijrivieren behoren tot een natuurlijke structuur van Europees belang. Het recreatief medegebruik van deze open ruimte rechtvaardigt een toeristisch aangelegd fietsnetwerk. Het is de intentie om de nog gave gebieden, in het plan de “ Europese groene S” genoemd, zoveel mogelijk te verbinden en als landschap te behouden. Wie er meer wil van weten, kan best de site van de provincie Vlaams-Brabant raadplegen. (bereikbaar via onze homepage). Meer info: dienst ruimtelijke ordening 016 / 26.75.46 rom@vl-brabant.be
|
|
![]() |