spacer.gif (820 bytes)

4blauw.gif (837 bytes) uit ADO 121
   Karel, een mens, een leven

In ADO hebben we af en toe een paar bladzijden kopij teveel. En dan kijken we na wat gesnoeid of uitgesteld kan worden.Voor het nummer van februari stelden we dit artikel daarom maar eventjes uit tot dit nummer van april. Jammer. Want de auteur van dit merkwaardig boek, Karel Daniëls, overleed in de week waarin het vorige nummer van ADO in de brievenbussen viel. Postuum dan maar, en zonder enige wijziging aan het voorgenomen artikel.
Het levensverhaal van een buitengewone “gewone man”. 
En meteen ook een in memoriam. 
Spijtig .

spacer.gif (820 bytes)
spacer.gif (820 bytes) Karel Daniëls, een 90 jarige inwoner van Sint-Joris-Weert, heeft een boek geschreven. En daarin vertelt hij in 200 bladzijden zijn hele leven. Geboren in Sint Joris Weert in 1912, twee jaar voor de eerste wereldoorlog uitbrak. Die wereldoorlog was meteen heel tastbaar: in de Beekstraat in Sint- Joris-Weert werd een Duits soldaat doodgeschoten. En uit wraak staken de Duitsers alle huizen van de Beekstraat en het station in brand. Ook het huis van de familie Daniëls die het Meerdaalbos in vluchtte.

Zo gaat het verhaal verder en krijg je in een serie van korte stukjes de geschiedenis van de afgelopen eeuw, bekeken vanuit het leven van een gewone man uit de Beekstraat en de Molenstraat in Sint-Joris-Weert. Een gewone man, nou ja. Karel Daniëls vertelt over het leven in het dorp, over de kermissen van toen, over de KAJ, over de dorpspolitiekers van toen die de straten zo lieten aanleggen dat vooral hun eigendom werd ontzien, of hun perceel een riolering kreeg op kosten van de gemeenschap. Those were the days. De legerdienst, het werken als tuinman in Brussel, de start van een bakkerij, het eerste lief, het eerste huwelijk, de tweede wereldoorlog, zijn aanstelling tot eerste schepen tijdens de oorlog, de dood van zijn eerste echtgenote, de uitbreiding van de bakkerij, een tweede huwelijk, het verbouwen van de woning, de kinderen die er kwamen, het overlijden van de ouders, het stopzetten van de bakkerij, een nieuwe job als magazijnier bij de grootwarenhuisketen Galeries Anspach, een vakantie in Tunesië (in 1963 !), de gemeentepolitiek, voorzitter van de KWB, de dood van zijn echtgenote, de kinderen die trouwen, een derde huwelijk, en terug weduwnaar,....Het boek eindigt met 5 bladzijden opsomming van bijnamen van inwoners van Sint-Joris- Weert: genre: den Haitfraitter, Amaliejke den Huud, De Wittenbitjer, Fille van de Koekoek, Tiske Paais, De Witte Steijet, Sis Troch en Zjef Klink. 

Zoals hij zelf schrijft in de eerste regels: “Ik heb veel tegenslagen, maar niettegenstaande alles, ook nog veel gelukkige jaren beleefd”. Het boek leest als een lange serie anecdotes. waarbij vooral het deel voor de jaren 1980 boeiend is uitgewerkt. Bij verhalen over dorpsgenoten worden de familienamen vaak achterwege gelaten. Daardoor wordt zeker niemand gekwetst, maar is het voor wie nog maar twintig jaar in de Beekstraat woont niet makkelijk om het verhaal te situeren of om oudere dorpsgenoten in de verhalen te herkennen.

Enfin, in elk geval goed voor best wat leesplezier. 

Het boek is te verkrijgen bij zoon Adri Daniëls aan de prijs van 13 euro. 
Adri Daniëls, Leuvensestraat 74 te Sint-Joris-Weert, 016/47 27 05

spacer.gif (820 bytes)

4blauw.gif (837 bytes)Een fragment

spacer.gif (820 bytes) Toen de oorlog begonnen was, werden alle soorten jacht door de Duitsers verboden het wild moest dienen om hun vleesrantsoen aan te vullen. Het werd dus zeer gevaarlijk voor zowel jagers als stropers als ze werden gevat, volgde er deportatie.

Mijn vader, die toen nog een stuk landbouwgrond bewerkte om genoeg eten te hebben voor zijn gezin, vond in zijn perceel een konijnenpijp die bijna gans gesloten was. Dat betekende dat er nog maar pas geboren jongen in het nest lagen, want naarmate ze groter werden, werd de opening door de moeder groter gemaakt, zodat de jongen niet zouden stikken. Mijn vader opende de ingang en voelde in het nest dat bijna een armlengte diep was. Hij vond er twee kleine konijntjes, en bracht die mee naar huis, waar hij ze in een kist stopte waarin hij kleine gaten had gemaakt. Ik mocht ze voeden en ermee spelen. Ze konden nog maar amper lopen.

De derde dag dat ze thuis waren, was ik ermee aan het spelen, in de grote tuin achter het huis, die uitliep in de velden. Hier was er helemaal geen afsluiting, en langs die weg waren wij ook gevlucht toen die eerste Duitsers alles in brand hadden gestoken. Opeens zag ik twee Duitse soldaten over het veld op het huis toestappen, ik kreeg schrik, pakte mijn konijntjes en vluchtte naar binnen. Moeder had net de kachel aangemaakt, en gooide de twee konijntjes in het vuur. Ze had nog net het deksel van de kachel in haar hand, toen de Duitsers kwamen binnengestormd al bulderend: waar zijn die konijntjes? Hier zijn geen konijntjes, zei mijn moeder heel kalm. Jawel zeiden de soldaten wij hebben die jongen ermee gezien. Ik beefde van de schrik en verschool me achter moeder. Onze poes had op dat ogenblik juist jongen. Die zaten in een mandje in de aanpalende kamer. “Dat waren katjes,” zei moeder. “Kijk, ze zitten hiernaast.” Eerst wilden de Duitsers het niet geloven. Ze keken nog eens rond, maar vonden natuurlijk geen konijntjes en ze dropen teleurgesteld af. Het heeft een hele tijd geduurd voor ik van deze emotie bekomen was.

spacer.gif (820 bytes)
spacer.gif (820 bytes)