wpe19.gif (5078 bytes)

uit ADO 100

Vorig jaar was het 200 jaar geleden dat de Boerenkrijg uitbrak. Dit is het tweede deel van een uitgebreide babbel met Erik Martens. Hij publiceerde onlangs zijn studie over de Boerenkrijg in het gelijknamige tijdschrift. Bij zijn opzoekingen kwam hij heel wat interessants te weten over de Boerenkrijg in onze toenmalige “départements”

 De boerenkrijg (deel2)

   Even herhalen dat de Boerenkrijg een grootse gewelddadige volksmanifestatie was, gericht tegen de Franse bezetter, die op het einde van de achttiende eeuw de Zuidelijke Nederlanden had ingelijfd. De nieuwe overheersing bracht een stevige repressie met zich mee. Als je dan nog als boerenzoon moet dienen in het leger van deze gehate bezetter, dan loopt de emmer allicht over. De Boerenkrijg was dus een spontane reactie tegen dit Directoire dat slecht, corrupt en onbekwaam was.
OUTERENHEERD-3.jpg (20839 bytes)     

Toen daarbovenop nog, op 5 september 1798, de militaire conscriptie volgde, brak op 12 oktober in Overmere (Schelde-departement) de gewapende opstand uit. Militaire conscriptie betekende dat de jonge mannen van 20 tot 25 jaar voor het Franse leger opgeëist werden. In heel wat gemeenten werden daarom de parochieregisters vernietigd. Daarvan is hier geen sprake. Alleen kreupelen en bultenaars meldden zich aan, zelfverminking was niet ongebruikelijk. Alle vrouwen beweerden getrouwd te zijn. Allemaal manieren om de jongemannen te helpen ontsnappen aan de legerdienst.

Op 23 oktober bereikt de opstand het kanton Tervuren, waartoe ook Oud-Heverlee en Vaalbeek behoren. Sint-Joris-Weert behoort tot het kanton Grez. Blanden en Haasrode tot het kanton Boutersem. De voorzitter van het kanton Tervuren slaat op de vlucht en zijn huis wordt geplunderd.

Op 24 oktober bereiken opstandelingen, brigands, uit het Hageland de Diestsepoort. De stad Leuven neemt maatregelen ter verdediging en de kantoncommissaris van Boutersem vlucht naar Tienen.

Op 25 oktober zijn er incidenten in Leuven, Huldenberg, Duisburg en Overijse. In Sint-Joris-Weert en Sint- Agatha- Rode wordt de alarmklok geluid. Vanuit Weert vertrekt een afvaardiging naar de Waalse dorpen om hen hulp te vragen bij het beleg van Leuven.

Op 26 oktober wordt er gevochten en in Leuven worden de brigands gedwongen tot de aftocht - 7 van hen sneuvelen.

Op 27 oktober is er een treffen te Wilsele tussen de opstandelingen en de verdedigers van Leuven. Een Franse colonne ontzet Leuven en de opstandelingen trekken zich terug in het Hageland. Volgens de inwoners van Bossuit zouden de brigands op 28 oktober in Blanden zijn. Uit de feiten wordt afgeleid dat Oud-Heverlee, Vaalbeek, Blanden, Sint- Joris- Weert en Bierbeek enkele dagen in handen van de brigands zijn.

Uit verklaringen van de kantoncommissaris van Grez blijkt dat Hendrik Van den Plas, de municipale adjunct van Weert, de aanvoerder van de rebellen zou geweest zijn, en dat hij na afloop van de strijd om Leuven de vlucht zou hebben genomen. Tal van mannen uit Weert o.a. Judocus De Coster, winkelier en herbergier en Guilliam Cleremans uit Sint-Agatha-Rode, zouden zich bij de opstandelingen hebben gevoegd. De vader van Judocus De Coster zou andere jonge mannen daartoe aangespoord hebben. Een broer van Judocus zou bij Leuven gesneuveld zijn. In Bierbeek wordt Frans De Kuyper als brigand vermeld.

Tijdens de Boerenkrijg werd het bevel gegeven om de klokken uit de torens te verwijderen – in het Dijledepartement gebeurt dit op 6 november 1798. De opstandelingen gebruikten de klokken immers om alarm te slaan en om op te roepen tot de strijd. Indien de klokken niet binnen de tien dagen weg waren, zouden er troepen worden ingezet.

In Sint-Joris-Weert werden de klokken op 24 november naar beneden gehaald om de dag daarna naar Brussel vervoerd te worden. Maar zover kwam het niet, want ze bleken plots verdwenen. Hendrik Van Den Plas, municipale adjunct, die ook sleutels van de kerk had, was natuurlijk de eerste verdachte..

Maar niet in elk dorp werden dorpsbewoners bereid gevonden om de klus te klaren. In deze dorpen wachtte men dan af tot arbeiders van elders zouden komen. De kantonnale municipaliteit van Tervuren deelde echter mee dat ze noch over gerief noch over arbeiders beschikte. Dus moest er weer een departementscommissaris aangesteld worden. Vanaf 7 december '98 tot 18 januari '99 werden in het kanton Tervuren de klokken weggehaald. Zo ook in Oud-Heverlee. In Bierbeek werden de commissaris en zijn gezellen verjaagd. In Blanden konden vreemde werklieden de klok wel uit de toren halen en in de kerk opbergen - maar 's nachts drongen een achttal dorpelingen de kerk binnen en begroeven de klok in het gebouw.

Tijdens de Boerenkrijg werd ook bevolen om alle onbeëdigde priesters aan te houden en te deporteren. De pastoors van Oud-Heverlee, Blanden, Weert en Bierbeek doken onder om hieraan te ontkomen. Wie niet onderdook kreeg de “droge guillotine”. Deze omschrijving gebruikte men om een verbanning naar Frans Guyana aan te duiden. Daar volgde welhaast zeker snel de dood . (zie ook de geschiedenis van Dreyfus). Pas na het einde van het directoire op 9 november 1799 werd de godsdienstvervolging minder hevig. Onbeëdigde priesters konden nog niet in de openbaarheid komen, maar ze werden ook niet meer ijverig opgespoord.

Op 5 december leden de opstandelingen een bloedige nederlaag in Hasselt en dat wordt algemeen als het einde van de Boerenkrijg beschouwd. Weken nadien hielden de brigands zich nog schuil in de bossen ten zuiden van Leuven. Daar werden op 22 december nog de voorzitter van de municipale administratie, de ontvanger van Geldenaken en een begeleidende soldaat door hen gedood. Omdat de moorden op het grondgebied van Bierbeek gepleegd waren, werd de gemeente veroordeeld door de rechtbank van het Noorderdepartement tot het uitbetalen aan een schadevergoeding van 12.094 frank aan de 2 weduwen. De gemeente kwam slecht na dwangmaatregelen over de brug met een gedeelte van het geld, en trachtte jaren later nog het geld te recupereren van de gemeenten Kumtich en Duisburg, waar de opstandelingen vandaan kwamen.

In 1799 werden toebereidselen getroffen voor een nieuwe opstand. Enkele berichten wijzen erop dat ook in onze streek werd gerekruteerd. De kantonscommissaris van Leuven berichtte op 14 juli: je viens d'apprendre que tous les jeunes gens du canton de Tervueren ont disparus de leur domicile. Op 30 juli signaleerde de kantonscommissaris van Boutersem dat er zich bendes brigands verzamelden in het Mollendaalbos. Een en ander viel samen met de vernieuwde activiteit van Charles de Loupoigne of Charlepoeng, die zich tijdens de Boerenkrijg gedeisd had gehouden. Maar dat is stof voor een ander verhaal (*) De plannen voor een nieuwe opstand kwamen nooit echt van de grond.

Aan het Franse directoire kwam een einde op 9 november 1799, toen Napoleon Bonaparte de macht in handen kreeg. Met het concordaat (overeenkomst) tussen kerk en staat was het afgelopen met wat men nu in de geschiedenis-boeken de “beloken tijd” noemt.

Mollendaal en Meerdaal bijna Waals

   Onze bossen waren net voor het begin van de Boerenkrijg al eens in de actualiteit gekomen. Omdat de hertog van Arenberg naar het buitenland was gevlucht waren de bossen van Heverlee, Meerdaal en Mollendaal al in 1794 geconfisqueerd. Na de annexatie waren ze bij de administratieve hervorming naar Frans model eind 1795 bij het kanton Boutersem gevoegd. Ook de gemeente Bierbeek, waarvan Haasrode toen nog een gehucht was, en Blanden maakten deel uit van Boutersem

Op 8 januari 1798 vroeg de municipale overheid van het kanton Grez, dat bestond uit 16 Waalse gemeenten en 3 Vlaamse (Sint-Joris-Weert, Sint- Agatha-Rode en Ottenburg) aan de Centrale Administratie te Brussel om het complex Meerdaal-Mollendaal uit het kanton Boutersem te lichten en bij het kanton Grez te voegen. Als reden werd opgegeven dat het woud nooit bij enige gemeente had gehoord en onderworpen was geweest aan een bijzondere jurisdictie (het woudrecht van Meerdaal, een prerogatief van de hertog van Arenberg). Bovendien, schreven ze, grensden de bossen aan drie zijden aan gemeenten van het kanton Grez: Tourinnes-Beauvechain, Mille, Hamme, Nethen en Sint-Joris-Weert. Om de aanvraag te staven was bij de brief een schets gevoegd. Daarop is voor de gelegenheid het Zoet Water vermeld als behorend tot Sint- Joris-Weert! Dit was een flagrante onwaarheid, want het Zoet Water was altijd een deel geweest van Oud-Heverlee. Het Franse bewind had zich bijzonder onpopulair gemaakt door plundering en het opleggen van karweien. De uitgekeerde vergoedingen in de vorm van assignaten, bleken niks waard. De oorlogs-belastingen daarentegen moesten betaald worden in klinkende munt. Daar kwamen nog de gedwongen leningen bij, het sluiten van de kerken en het verbod op alle uiterlijke tekenen van eredienst, zoals processies, kruisen op kerken en heiligenbeelden in kapelletjes..

De municipale administratie van het kanton Boutersem reageerde op 16 februari 1798 en bewees aan de hand van twee getuigenissen dat de bossen van Meerdaal en Mollendaal wel tot de gemeente Bierbeek behoorden. Het eerste attest was van de hand van M. Schols, de pastoor van Bierbeek, die weliswaar de eed van trouw aan de Republiek en haat tegen het koningschap niet had afgelegd (en bijgevolg geen zielzorg meer mocht verrichten), maar die tot nog geloofwaardig werd geacht. Hij verklaarde dat Meerdaal en Mollendaal steeds deel hadden uitgemaakt van de parochie Bierbeek en dat de boswachtershuizen in de buurt van Hamme en van Nethen slechts door de pastoors van die parochies werden bediend mits een speciale geschreven toelating van hemzelf of van zijn voorgangers. Het tweede bewijsstuk was een uittreksel uit de gewezen criminelen rolle van Bierbeek, waarin de visitatie was beschreven van het in het Meerdaalbos gevonden lijk van ene Jozef Malcort, op 1 mei 1790 verricht door een dokter en een chirurgijn, en wel in tegenwoordigheid van drie schepenen van Bierbeek. Deze bewijsvoering werd aanvaard en de bossen bleven bij het kanton Boutersem. Indien het kanton Grez zijn slag had thuisgehaald, dan zou de taal- en provinciegrens nu zeker aan de noordkant van Meerdaal en Mollendaal hebben gelegen.

voor informatie over het Boerenkrijgtijdschrift kan u op het internet terecht.
Luc François: De Boerenkrijg, twee eeuwen feiten en fictie. Davidsfonds
Erik Martens: Cousin Charles de Loupoigne, uitgave Jan Van Helmont.

 

 met dank aan Erik Martens en Maria Van Nuffelen